“Zijn we er al?” Met 4 kinderen in een oude auto naar het zuiden

19.07.2016 00:10
met de auto naar zuid frankrijk

Met vier kinderen achterin de auto, over de Autoroute du Soleil naar Zuid-Frankrijk. Barbara deed het, in een 20 jaar oude Mercedes en voelde weer helemaal hoe het er vroeger aan toe ging, toen er nog geen airco en autostoeltjes bestonden.

Lees ook: Mag het misschien een beetje minder met die vakanties?

“Neem toch het vliegtuig!” Dat zei iedereen die hoorde dat ik met een vriendin en vier kleine kinderen naar Zuid Frankrijk wilde gaan rijden. Maar ja, die vriendin had net een Mercedes gekocht, uit 1983, met een extra bankje achterin, waar we precies in zouden passen. Ik moest natuurlijk ook wel even slikken bij het vooruitzicht om 20 jaar technologische vooruitgang achter me te laten en niet met twee maar víér kinderen zo’n eind te rijden. Maar hee, het plan om een week weg te gaan lag er al. We hoefden alleen nog maar in die auto te stappen.
“Doen we,” zei ik.
Ik had het natuurlijk kunnen weten, allemaal.
Dat het iso-gecertificeerde autostoeltje van mijn zoon Morris (16 maanden) niet zou passen in die ouwe bak.
Dat er maar één sigarettenaansteker was, waar de iPhone met TomTom in moest, en dus de beloofde dvd-speler niet mee kon.
Dat de auto altijd van een garagehouder was geweest, en in fantastische conditie, maar dus wel uit 1983 was.
Dat kinderen die 13 uur met z’n vieren in een auto zitten opgesloten, de hele weg ruzie maken.
Dat kinderen die 13 uur achteruit rijden op een gegeven moment gaan kotsen.

Goede beslissingen 
Wel hadden we vooraf een paar goede beslissingen genomen. We gingen niet over Parijs, ook was dat korter rijden volgens een routeplanner (die vast geen kinderen had). Ik herinnerde me namelijk een trip dwars door Parijs, op zoek naar een plek om te plassen. Van de Belgische grens tot aan Orléans (een uur of 4) kun je dat dus vergeten. Daarom namen we de Autoroute du Soleil, want daar heb je aires: speeltuinen en restaurants met kinderhoeken. Ook zouden we niet in een ruk rijden, maar overnachten bij Lyon, tegenover een krokodillenboerderij. En we hadden grof digitaal geschud: twee iPads met voor 10 euro aan nieuwe apps en een Nintendo DS.

31 x Gangnam Style
Om zeven uur ’s morgens zwaaien onze mannen ons uit en om vijf over zeven is het al zover: “Zijn we al in Frankrijk? Hoeveel uur nog? Hoeveel seconden is dat?” De inhoud van de verrassingstasjes ligt nog voor we de ring op zijn kriskras door de auto. Zodra we op de snelweg zijn, spelen we een voor een hun favoriete nummers: Gangnam Style (Felix, 7), I Follow Rivers (Bas, 5), Kuikentje piep (Floor, 6) en zingen we In de maneschijn voor Morris (1,5). Na anderhalf keer hebben ze er genoeg van, alleen Floor blijft moedig meezingen met Ik wil een kangeroe, haar op-een-na-lievelingsnummer. Nog voor we bij Utrecht zijn, delen we de iPads en de DS uit.
Even stilte.
Maar dan krijgt Morris door dat hij eigenlijk een half jaar te oud is voor de Maxi-Cosi waar we hem in hebben gepropt, toen we ontdekten dat het iso-autostoeltje niet paste. Achterstevoren zit hij, met zijn benen in de lucht en hij zet het op een huilen. Het duurt nog een uur of vier voor hij aan een middagdutje toe is. Ik klim naar de achterbank en plof neer op een bananenschil en een tas vol slippers. Ik haal Morris uit zijn stoeltje. Met 140 kilometer per uur probeert zich los te wurmen. Ik kan niet beslissen wat erger is: dat hij bij een botsing door de auto vliegt, of dat de heupgordel waar we samen net onder passen hem door midden klieft.

Ik zie ik zie wat jij niet ziet
Ik denk aan mijn jeugd, de vele keren achterin de auto op weg naar Zuid Frankrijk. We hadden geen autostoeltjes. We lagen kriskras door de auto heen. Ik kan me nog herinneren dat je opeens achterin ook gordels moest hebben. Achterin! Belachelijk vonden mijn ouders dat.
Ik zie ik zie wat jij niet ziet en een beduimelde Donald Duck, was alle entertainment die we hadden voor de heen- en terugreis, maar Bas heeft daar geen boodschap aan. Hij zet het op een brullen omdat Felix en Floor al een paar keer van iPad hebben geruild, en hij al drie kwartier Mario op de DS aan het spelen is. “Ik wil nu op Minecraft!”
Na vier keer schreeuwen moeten ze alles inleveren. Tien minuten geen beeldschermen en daarna maakt de wekker de dienst uit: elk kwartier wisselen van apparaat. Ik wurm Morris weer achterstevoren in zijn mandje en klim naar voren. “Iets eten, jongens?”
Dan zie ik iets flapperen. Het is een stuk rubber dat de voorruit op zijn plaats moet houden. Het losse stuk wordt steeds groter. Ineke gaat langzamer rijden. “Ik heb buikpijn,” piept Felix. We zijn net in Frankrijk en stoppen bij een picknickplek. Een bejaard stel gaat net aan tafel als Felix over de bagage in de achterbank heen kotst. Op nog geen twee meter afstand van de keurig gedekte tafel vegen we met billendoekjes de zure brei van de tassen. Ineke rukt de rubberen staaf van de voorruit. We laten de kinderen tegen de bomen plassen, verschonen de poepluier van Morris in het gras, en rijden weer verder.
De auto is inmiddels ontploft. We zitten op leeggelopen pakjes drinken, gescheurde stripboeken en natte stukken croissant. Er wappert een handdoek uit het raam om Morris tegen de zon te beschermen. Felix deelt een klap uit aan Bas, die aan het haar van Floor trekt, waarop Floor begint te brullen en “Ik wil naar papa,” huilt. We zetten Gangnam Style nog maar eens op, tot zelfs Morris met zijn vuistje in de lucht “Hop, hophophophop” zingt.

Blijven rijden, blijven rijden….
Om vijf uur is het mooi geweest. We besluiten niet meer naar de krokodillenboerderij te rijden. Ik pak mijn iPhone om een hotel te zoeken en kom er achter dat ze op de Autoroute geen 3G hebben. Gelukkig had ik mezelf een paar adressen gemaild, en zijn we in de buurt van een ervan. Het is een piepklein Marokkaans hotel met couscousrestaurant dat net een week open is. De eigenaar kijkt met grote ogen naar de hoeveelheid kinderen en troep, maar ze hebben inderdaad kamers en de wijn staat koud.
Op maandagochtend rijden we rond de spits dwars door de tunnels van Lyon. Nog vier uur plankgas, dan zijn we er. Ik denk aan de kokende motor die we vroeger altijd hadden. Standaard. Dan kwam er rook uit de klep en moesten we op de vluchtstrook gaan staan. We speelden in het gras tot er een Franse wegenwacht kwam en dan reden we weer verder. Daarom denk ik eerst dat Ineke een grapje maakt wanneer ze “Godverdomme,” roept. “Godverdomme. De motor verzuipt.”
De auto schommelt en hikt. Om ons heen: geen vluchtstrook met een stukje gras. Wel een zee van auto’s links en rechts. Een zee van asfalt. En de ingang van een tunnel.
“Godverdomme,” denk ik ook.
“Ik wil chi-hips,” zegt Bas.
“Dit heb ik eerder gehad en het is heel kut,” zegt Ineke. Ze schakelt terug en gaat stapvoets rijden. “Blijven rijden, blijven rijden. Als we stilstaan is het gebeurd.”
Voor me zie ik remlichten aangaan. Het einde van de tunnel is nog niet in zicht. Hikkend en stotend hobbelt de auto de duisternis uit. Daar geven we weer vol gas.
Opgelucht knijp ik Ineke in haar schouder. De zon schijnt, de ramen en het dak staan open. Alles om ons heen wappert. Morris huilt, Floor zingt Ik wil een kangeroe, en ik geloof dat ik op het achterbankje twee jongens hoor vechten.

 

Dit verhaal verscheen eerder in Het Parool.

Lees ook: 13 Dingen die je niet moet denken als je met kleine kinderen op vakantie gaat