16 Dingen die je echt niet kunt begrijpen als je nog geen moeder bent

23.07.2019 05:00

Je krijgt een baby en daar ben je dan blij mee. Ziehier, de voorstelling die iedereen zich wel van het moederschap maakt. Maar deze zestien zaken kun je écht niet snappen voordat je een kind hebt.

Ik geef toe: ik heb het weleens gedacht. Onaardige zaken als ‘hoe kun je daar zo druk mee zijn?’ en ‘je kan hem toch meenemen?’, wanneer iemand net een baby had gekregen en daar dan best een beetje over zat te miepen. En dat hele verhaal over hormonen en emoties leek me ook wat aan de overdreven kant. Bij deze: sorry. Want sommige dingen kun je dus echt pas begrijpen als je zelf een kind hebt.

Lees ook: 21 Dingen die babies maar niet willen begrijpen.

1.Dat je huilend naar je slapende kind kunt kijken.
En niet omdat hij je net urenlang tot wanhoop heeft gedreven, je onlangs een dierbaar familielid hebt verloren op wie je kind erg lijkt of omdat je baby iets mankeert. Maar gewoon, omdat hij bestaat.

2. Dat je echt alles wat je kind doet knap vindt.
Wijst je kind op een plaatje een bal aan, dan juich jij alsof hij net op zes onderdelen de Olympische Spelen heeft gewonnen. Want een bal aanwijzen, dat is dus echt heel knap. Om het nog maar niet te hebben op het overtuigende ‘boeoeoeoe’ als jij vraagt wat een koe doorgaans zegt. Oké, je kind is ruim anderhalf. En het buurjongetje kon dit vast al met vier maanden ofzo, maar daar gaat het niet om. Want jouw kind kan het en dus is het een prestatie van wereldformaat.

3. Dat je heel druk kunt zijn met een baby.
Dacht je vroeger heel stilletjes bij jezelf nog weleens ‘hij slaapt toch?’ als je vriendin klaagde dat ze de hé-le dag druk was met haar baby, tegenwoordig weet je wel beter. Al slaapt-ie zestien uur per dag, of achttien, of drieëntwintig – het is alsof elke minuut wordt ingenomen.

4. Dat je de huisarts belt als je kind drie dagen hoest.
Moest je voordat je moeder was de TomTom aanzetten om bij je huisarts te komen en jezelf altijd opnieuw voorstellen want de arme man kan natuurlijk geen patiënt onthouden die eens in de twee jaar langskomt, tegenwoordig ken je het interieur van de wachtkamer bijna beter dan dat van jezelf. Want dat hoestje dat je kind nu al drie dagen heeft, dat kan zomaar een sluimerende longontsteking zijn. En veertig graden koorts is gewoon hoog, ook al zegt zelfs de doorgaans pessimistisch ingestelde Dr. Google dat het hoogstwaarschijnlijk wel meevalt. Bovendien heb je een vlekje op het been van je kind gezien. Een vlékje, ja. Hersenvliesontsteking, op z’n minst.

5. Dat je dus echt je leven voor dat van je kind zou geven.
Stel, je zou je kind kunnen redden door minstens vier vitale organen af te staan. Dan zou je je dus vanavond nog bij de operatiekamer melden. En dat je lang voordat je moeder was heel misschien weleens hebt gedacht ‘nou ja, kijk, natuurlijk is mijn kind belangrijk, maar ikzelf…’ daar kun je je nu helemaal niks meer bij voorstellen. Want jouw leven doet er gewoon echt minder toe nu je een kind hebt en daar vind je volkomen logisch.

6. Dat van elke 100 foto’s op je telefoon, er 99,5 van je kind zijn.
Voordat je een kind had, had je ook een telefoon met een camera. Die je daadwerkelijk gebruikte. Inmiddels weet je niet meer waarvoor, want je filmrol is nu louter gevuld met beeldmateriaal van je baby / peuter / kleuter die iets heel knaps / schattigs / geweldigs doet. En nee, van die 36 foto’s van je kind dat een banaan eet, kan er niet eentje weg.

7. Dat je meer geld uitgeeft aan kinderkleding dan aan kleding voor jezelf (en dat je dat nog leuk vindt ook). ‘Maar hij groeit er toch ook best snel weer uit?’ vroeg je vroeger vertwijfeld aan je vriendin, die net voor 348 euro aan babyspijkerbroekjes had aangeschaft. Zo ongeveer de prijs van de ge-wel-di-ge laarzen die jij net had gezien. En waar je jaren mee kon doen. En waar niemand overheen zou kotsen of poepen. Tegenwoordig loop je die laarzen half hollend voorbij op weg naar de sale van je favoriete kinderkledingwinkel, waar 348 euro toevallig je gemiddelde besteding is. Per maand.

8. Dat je in elk slootje een potentieel levensgevaar ziet.
Ook als het water net tot aan je enkel komt, omdat je op internet hebt gelezen dat een kind al in tien centimeter kan verdrinken. En als je klimgrage peuter ZELLUF op een stoeltje moet gaan zitten, kun je bijna niet toekijken. Noemde je dit vroeger overbezorgd (misschien heb je per ongeluk het woord ‘ziekelijk’ in dit verband weleens gedacht), inmiddels overweeg je gewoon om je kind standaard met een helm op door het leven te laten gaan. En een zwemvest.

9. Dat het soms echt een uitdaging is om een app-bericht te beantwoorden.
Ooit was je telefoon het verlengstuk van je hand, nu ligt hij soms urenlang vergeten te zijn. En bellen mensen bezorgd op om te vragen of je nog wel leeft. Maar terwijl je de hele dag in de weer bent om een veeleisende junior tevreden te houden, heb je soms gewoon letterlijk geen drie minuten over. En als je die al hebt, trekt je peuter doodleuk je telefoon uit je hand om Peekaboo Barn op te starten.

10. Dat je je tegelijkertijd schuldig en uitermate prima kunt voelen als je je kind naar de crèche hebt gebracht. Want o nee, dat trillende lipje bij het afscheid, maar o yes, die hele dag aan vrijheid die voor je ligt. Al die tegenstrijdigheid vind je allang niet meer vreemd.

11. Dat je een werkdag dus als een dag vrijheid kunt beschouwen.
Ooit had je twee soorten dagen: weekend en geen-weekend. Was het geen-weekend, dan was er dus geen vrijheid, tenzij het toevallig kerst was ofzo. Nu beschouw je een werkdag als een dag vrijheid, aangezien je heel soms ook weleens een halve minuut ongestoord naar buiten kunt kijken. En dat zit er thuis niet in.

12. Dat je kiest voor een kindvriendelijke vakantie.
Bewust. En met je volle verstand. ‘Kinderen, die moeten zich maar aanpassen. En die houden ook echt wel van stedentrips.’ Je schaamt je een beetje voor alles wat je vroeger hebt geroepen over kinderen en vakanties, nu je na één ‘papa en mama zijn er ook nog’-vakantie hebt moeten vaststellen dat papa en mama de komende achttien jaar pech hebben. En dus boek je voor volgend jaar iets met veel kindervermaak en speeltoestellen in primaire kleuren. Maar alleen als op de site de aanbeveling ‘veel Nederlandse gezinnen!’ staat. Hallo hé, er moeten wel vriendjes zijn.

13. Dat kritiek op jouw keuzes echt pijn kan doen.
Ook al sta je er voor de volle honderd procent achter, en had je je nog zo voorgenomen dat dat het enige belangrijke was. Toch komt het binnen als je nicht fijntjes opmerkt dat ‘zes maanden borstvoeding toch wel een soort van minimum is’, terwijl jij na vier maanden pijn en moeite opgelucht bent gestopt. Of wanneer je vriendin verkondigt dat ‘er maar weinig kindjes vier dagen op de crèche zitten.’ Terwijl je wanhopig probeert die mening naast je neer te leggen, zoals je je dus had voorgenomen, vraag je je vertwijfeld af of je het dan toch helemaal verkeerd doet allemaal.

14. Dat je de hele dag ‘aan’ staat.
En eigenlijk ook de hele nacht. Die reuzehandige antenne die je gratis bij je baby geleverd krijgt en die constant op zijn of haar frequentie staat afgestemd, die had je even niet ingecalculeerd toen je van tevoren stoer verkondigde dat ‘het kind ook nog een vader had’ of ‘zichzelf af en toe maar moest vermaken’. In de praktijk ben jij degene die ’s nachts wakker schrikt van ieder zuchtje en als je met een vriendin koffie zit te drinken, gaat je aandacht de helft (lees: negentig procent) van de tijd naar je peuter die met ware doodsverachting probeert op een stoel te klimmen en niet naar je vriendin die haar hart uitstort over haar liefdesverdriet. En ja, dat zou je vroeger best asociaal hebben gevonden.

15. Dat je allerlei lelijke dingen in huis neerzet.
Gruwelde je ooit van dat lelijke – want blokkig en fantasieloos – Expedit-geval van Ikea, nu heb je net het XL-model aangeschaft. Met bakken in drie verschillende kleuren want dat staat vrolijk én, hoe praktisch, ieder gezinslid heeft een eigen kleur. En dat is dus echt heel handig. O, en die enorm knalrode brandweerwagen past ook niet echt lekker binnen je styling-plan, maar je kind wordt er zo blij van, hè.

16. Dat je soms gewoon toegeeft om een huilbui te voorkomen.
Ook al heb je net zes keer gezegd dat je peuter Echt Niet met de iPad mag spelen. Maar gaandeweg de onderhandelingen besef je dat je eigenlijk helemaal geen zin hebt in strijd, driftbuien en zichzelf op de grond werpende junioren. Ja, dat is gruwelijk inconsequent. En nee, daar begreep jij vroeger helemaal niks van. Maar nu wel.

Lees ook: Als je kind niet wil springen… De ‘Oei, ik groei’ terreur.